Scroll
Meld je aan voor de nieuwsbrief
09 juli 2020

Wetsvoorstel wijzigingen fosfaatrechtenstelsel

Recent is door Minister Schouten een wetsvoorstel gepubliceerd tot wijziging van de Meststoffenwet. Deze wijzigingen hebben betrekking op het fosfaatrechtenstelstel. Jacqueline de Wit neemt ons mee.

De discussie over de reikwijdte van het fosfaatrechtenstelsel met betrekking tot jongvee van vleesvee gaat alweer enige tijd terug. In dat kader is eerder op 20 juli 2018 de Beleidsregel fosfaatrechten jongvee in werking getreden. Middels deze Beleidsregel werd een onderscheid beoogd tussen vrouwelijk jongvee dat bestemd was om een kalf te krijgen (wel fosfaatrechten benodigd) en vrouwelijk jongvee dat hiertoe niet was bestemd (geen fosfaatrechten benodigd). Dit om te bepalen welke dieren onder het begrip “melkvee” vielen en waarvoor dan fosfaatrechten nodig zouden zijn.

Deze Beleidsregel is in beroepsprocedures voorgelegd aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het gevolg hiervan was dat er een streep door deze Beleidsregel werd gezet. De rechter was namelijk van oordeel dat door de invoering van de Beleidsregel een beperking van de in de Meststoffenwet vastgelegde definitie werd beoogd, hetgeen niet is toegestaan.

Na deze uitspraken, was de Minister al langer van plan om toch voornoemd onderscheid op te nemen in de Meststoffenwet. Ingevolge het recente wetsvoorstel zijn alleen fosfaatrechten nodig voor de dieren die een kalf krijgen of bestemd zijn om een kalf te krijgen. Voor jongvee voor de vleesveehouderij dat nooit een kalf krijgt en niet bestemd is om een kalf te krijgen, en dat dus alleen wordt gehouden voor de productie van vlees, zijn geen fosfaatrechten nodig.
Vrouwelijk jongvee dat wel bestemd is om een kalf te krijgen, maar uitvalt en uiteindelijk geen kalf krijgt (om wat voor reden dan ook), valt in eerste instantie onder de definitie van “melkvee”. Vanaf het moment dat vaststaat dat geen (verdere) pogingen worden ondernomen om het dier drachtig te krijgen, is het dier niet meer bestemd om een kalf te krijgen. Dit kan zich voordoen gedurende het eerste levensjaar of op een later moment. Vanaf dat moment valt het dier niet langer onder het begrip “melkvee”. Dat laat onverlet dat als een dier later onverhoopt toch een kalf krijgt, het dier om die reden ook in de jaren daaraan voorafgaand alsnog onder het begrip “melkvee” valt en dat daarvoor dus fosfaatrechten nodig zijn.

Voorts wordt ook de Vrijstellingsregeling Zoogkoeienhouderij, die naar haar aard tijdelijk was, nu opgenomen in de Meststoffenwet. Voor het houden van jongvee voor de vleesveehouderij dat wel een kalf krijgt of bestemd is om een kalf te krijgen, maar dat geen melk- of kalfkoe wordt en niet bestemd is om een melk- of kalfkoe te worden, zijn geen fosfaatrechten nodig indien is voldaan aan bij ministeriële regeling gestelde voorwaarden.

Voornoemde voorgestelde wijzigingen zullen volgens de Minister op zijn vroegst per 1 januari 2021 in werking treden. Deze wijziging van het begrip “melkvee” is ingevolge de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel niet van invloed op de toekenning van fosfaatrechten. Daarmee wordt verzekerd dat in gevallen waarin de toekenning nog niet onherroepelijk is, de toepassing van het begrip “melkvee” ongewijzigd blijft.

Als gevolg van de aanpassing van de definiëring, is tevens overgangsrecht opgenomen voor het stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei. Om te voorkomen dat door de wijziging van het begrip “melkvee” met dit wetsvoorstel de uitkomst van berekeningen betreffende eerdere jaren die worden gedaan in het kader van het stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei zou wijzigen, blijft voor die jaren het begrip “melkvee” van toepassing zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel.

Voorts is in het wetsvoorstel opgenomen dat wordt voorzien in het laten terugwerken van de registratie tot overgang van fosfaatrechten. Indien in een kalenderjaar een volledige en door beide partijen (verkoper en koper) ondertekende kennisgeving is gedaan en die kennisgeving pas in het volgende jaar wordt geregistreerd, treden de rechtsgevolgen van die registratie met terugwerkende kracht in vanaf het tijdstip waarop de volledige en door beide partijen ondertekende kennisgeving is gedaan. Let wel, er dient wel sprake te zijn van een volledige kennisgeving. Indien de kennisgeving onvolledig is, kan dit er volgens de Minister niet toe leiden dat de rechtsgevolgen van de registratie terugwerken tot het voorgaande kalenderjaar.

Tenslotte heeft de Minister voorgesteld om ten aanzien van de afroming bij overgang van fosfaatrechten een uitzondering op te nemen. Per bedrijf mogen per kalenderjaar in totaal
100 kilogram fosfaatrechten worden ontvangen voor korte-termijn lease, zonder dat afroming plaatsvindt. Dit aantal kilogrammen kan afkomstig zijn van één of meerdere bedrijven, maar moet altijd gedurende hetzelfde kalenderjaar weer teruggaan naar het bedrijf waarvan ze afkomstig zijn.
Om laatstgenoemd wetsvoorstel in werking te laten treden, dient nog aan twee voorwaarden te worden voldaan, te weten dat het aantal fosfaatrechten voor de inwerkingtreding onder het productieplafond moet zitten. Daarnaast geeft de Minister aan dat met de Europese Commissie besproken moet worden of voor de onderhavige wijziging van het fosfaatrechtenstelsel een staatssteunmelding noodzakelijk is en een goedkeuringsprocedure moet worden doorlopen. Dit kan een latere inwerkingtreding met zich meebrengen. Het voorgenomen moment van inwerkingtreding van dit onderdeel is dus op dit moment nog niet bekend.

Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met uw adviseur van Arvalis of met juriste Jacqueline de Wit.

Vragen?

Je gebruikt een verouderde webbrowser

Deze website maakt gebruik van moderne technieken die niet worden ondersteund door jouw webbrowser. Update mijn webbrowser

×

Sluiten
Sluiten